Go back to » www.doug-macleod.com

Archives Doug MacLeod Blues News

‘Eens te meer gaat MacLeod, meesterlijk performer en een wijze man, zonder overgang van de ene emotie naar de andere en toont hij hoe superieure technische beheersing toch volledig in dienst kan staan van de boodschap… Een boodschap die MacLeod and clear doorkwam vanavond!’

Twee heren van stand vulden het akoestisch dubbelluik in, op de traditionele concertdag van de Banana Peel (BP), een maandag dus, meerbepaald 5 mei 2014. De eerste is sinds zijn jeugd trouwe bezoeker van de club, eerst als toeschouwer die luisterde naar de naam Guy Verlinde, later als performer onder zijn alias Lightnin’ Guy, solo of met zijn band The Mighty Gators. De tweede, Doug MacLeod (uitspreken MacLoud of hij weet je wel terug te pakken!) stond hier al van in de eighties. Daar zijn nog sporen van te vinden: op zijn derde plaat ‘54th & Vermont’ dankt hij zelfs Toni Gallen, de sympathieke uitbater van het toenmalige Hotel Memling in Aalter, waar vaak de artiesten van BP overnachtten. Sindsdien is hij ons land allerminst vergeten en was hij hier op gezette tijden te beleven. Zo zagen we hem schitteren in één van de concerten in de Boerderij in Eine (Oudenaarde), een optreden waar Doug zelf, zoals wij, uitstekende herinneringen aan heeft. Op 24 maart 2008 stond hij voor het laatst in de BP, als we dat goed hebben. Bijna een jaar geleden, op 19 mei 2013, speelde hij nog in de Antwerpse Crossroads. Guy én Doug hebben dus een bijzondere band met de keet uit Ruiselede, lieten dan ook niet na er meer dan eens de lof van te zingen en ons deel te maken aan hun diepe voldoening om hier te mógen staan. Per slot van rekening kent men BP, hoewel weggestopt in de rustige, 5000 zielen tellende gemeente in West-Vlaanderen, in heel de wereld, overal waar de blues waardevolle uitvoerders voortbracht.


 

En of beide tenoren ‘waardevolle uitvoerders’ zijn! Ze zijn dat ieder op hun eigen, unieke wijze, vanuit de drive van de jeugdige jaren of vanuit de wijsheid die de jaren met zich meebrengt. Bovendien zijn het allebei in de eerste plaats op de blues gerichte songschrijvers. Waar Guy dan ook nog eens graag andermans pennenvruchten brengt, of een heel programma wijdt aan een held als Hound Dog Taylor, speelt Doug enkel en uitsluitend eigen werk. Voorlopig is Guy nog niet zo ver, maar de songs van MacLeod (een dikke driehonderd intussen!) zijn sinds de jaren zeventig overgenomen door reuzen als Albert King, Albert Collins, Papa John Creech, Dave Alvin, Coco Montoya, Son Seals en vele anderen. De elektrische gitaren bleven dus op stal, maar, mocht er dan al eens rustig aan toe gaan, er werd toch veel gelachen die 5e mei. En waar een lach is, is ook een traan, wist William Shakespeare al, de bekende pionier onder de Britse blueslieden (1564-1616) Het bleef kalm in de BP en dat op méér dan één manier. Je zou immers verwachten dat het voor een monument als Doug MacLeod voor zijn enige Belgische concert op deze toer storm loopt, maar eigenlijk was de opkomst eerder matig. Het zijn misschien erg drukke dagen op het bluesfront.


 Toch zijn het twee artiesten die je blijven verrassen: geen twee optredens zijn gelijk en ze hebben altijd wel iets speciaal in petto. Doorgaans gaat Guy als een, gelukkig erg welluidende, pletwals door zijn set, maar er zat vanavond iets van melancholie, zelfs al trok hij in een song als ‘Reckonin’ Blues’ (uit ‘Blood For Kali’) de registers open, met een harpexplosie erbovenop. En op het energieke ‘Do That Boogie’ mochten we allemaal mee zingen (kwelen, kwetteren,…) Maar zijn commentaren verraadden zowaar een zekere melancholie. Of de aanwezigheid van zijn ouders daar een rol in speelde, kan men vermoeden, maar het had ook te maken met de oude vertrouwde BP zelf. Er is vanzelfsprekend plaats voor humor: een kazoo kan wonderen doen. Guy was niet voor niks ‘the king of kazoo’ in zijn jonge jaren! Dat de man een onverbeterlijke optimist is, belet niet dat hij de link tussen blues en miserie expliciet weet te leggen. Hij brengt daarom ‘Alabama Blues’ uit 1969 van J.B. Lenoir (soms Lenore geschreven; hijzelf sprak het uit als ‘Lanór’), één van de meest indringende en hartverscheurende songs aller tijden, tot ver buiten de blues. De op amper 38-jarige leeftijd gestorven Lenoir zingt er, twee jaar voor zijn dood, al zijn ellende in uit: ‘I never will go back to Alabama, that is not the place for me. You know they killed my sister and my brother, and the whole world let them peoples go down there free’. Brrr.


Slechts één maal verruilt Guy zijn zilverkleurige dobro voor de liggend bespeelde Weissenborn, want ‘Voodoo Child’ mocht niet ontbreken in deze acht song set. En om de fans te plezieren staat er een nieuw nummer op de playlist, ‘Sacred Ground’. Een korte set maar ongetwijfeld ‘a little piece of heaven’ voor de liefhebber van lekker ouderwetse akoestische blues. En wat dan gezegd van MacLeod, intussen 68, maar dat geloof je nooit. Een stuk van het geheim zit beslist in de ‘muzikale filosofie’ die hij aankleeft, sinds iemand (een zekere Ernest Banks) hem opdroeg: ‘Speel nooit een noot waar je niet in gelooft, zing of schrijf over dingen, waar je niks van afweet’. New Yorker van geboorte, woonde MacLeod op diverse plaatsen in de States, zo in zijn jonge jaren in St. Louis, Missouri, waar hij de country blues leerde kennen (het hielp hem zijn stotteren te beheersen tot dat helemaal ophield!) maar sindsdien speelde hij ook elektrische blues en zelfs jazz is bekend terrein voor hem. Er gaat geen concert voorbij of hij vermeldt George ‘Harmonica’ Smith (1924-1983), de harpspeler die zijn mentor was en over wie hij menig verhaal te vertellen heeft (een andere beroemde protégé van Smith wasWilliam Clarke) Smith gaf Doug zijn erenaam, omdat die zijn echte voornaam niet kon of wilde uitspreken: voor George was de jonge gitarist gewoonweg Dubb.



 


Vandaar op Dougs voorlaatste cd, ‘There’s A Time’, de ‘Dubb’s Talking Religion Blues’. Uit die cd haalde hij die song niet, wel vele andere. Geen wonder: hij won met die plaat in 2014 zomaar eventjes twéé Blues Music Awards (wat voorheen de W.C. Handy Awards waren), ‘Acoustic Artist Of The Year’ en ‘Acoustic Album Of The Year’. Sinds 2006, toen met de ‘beste song’ ‘Dubb's Talkin' Politician Blues’, won hij op één jaar na elke editie één of meerdere awards! Dit jaar had hij overigens ook prijs met de ‘beste song’ ‘The Entitled Few’. Die laatste bracht hij wel en die was ook één van meerdere hoogtepunten, want, al begon hij zijn set eerder lichtvoetig en met veel humor, dan werd de toon gaandeweg toch wat ernstiger. Op die prachtige zwarte National gitaar van ‘m, die hij Moon doopte, opent hij krachtig, eerst met ‘Since I Left Saint Louis’ (‘Sure know some blues, since I crossed the river, since I left Saint Lou’) waarna ‘You Can’t Take My Blues’, titelsong van een cd uit 1996. Dit is onmiskenbaar een dubbele intentieverklaring. Of méér dan alleen maar een ‘intentie’, want de man is overtuigd van wat hij zegt: ‘Geen twee mensen zijn dezelfde, zelfs geen tweelingen. Het enige wat je moet doen om uniek te zijn is geboren worden. Gewoon jezelf zijn, daar komt het op aan. Niemand kan je dat ontnemen en vermits de blues nu eenmaal mijn leven is…’, zo leidt hij de tweede song in. Dat zulks effectief het geval is, mag blijken uit de virtuositeit én muzikaliteit waarmee de vingers van zijn beide handen de snaren beroeren… en uit al de rest dat zijn artistiek persona vormt!


 Als om dat te illustreren, laat Doug zich meteen daarop van een andere kant zien: ‘If You're Goin' To The Doghouse’ heeft niets met een hond te zien, wel met… de getrouwde man die voorzienig moet zijn en alert moet reageren op de grillen van zijn schatje: ‘If you're goin' to the doghouse, remember where you buried your bone’. Zijn anekdotes en short stories doen je meesmuilen en glimlachen, af en toe schaterlachen. Zijn afrondende opmerkingen eindigen hier met ‘The difference between ‘dog’ and ‘Doug’ is… You!’(‘you’ = ‘u’) Ongetwijfeld heeft hij die calembours en jeux de mots al lang geleden voorbereid en al duizendmaal verteld, maar als je het de eerste keer hoort, werkt het altijd. MacLeod heeft de nodige mimiek, een frasering die de grappen onderstreept en hij bezit, vooral, een geweldige timing, het ‘geheim’ wapen van de grote komiek. Voor het al vermelde, prijzen winnende ‘The Entitled Few’ moet hij zijn gitaar herstemmen (wat hij ‘tuning in too many G’s’ noemt) maar geen nood, dat vult hij op met enkele gevleugelde woorden: ‘Iemand die ik tot dan goed kon hebben, nam me mee naar een supermarkt. Omdat hij geen parkeerplaats vond, reed hij plots een blauwe parkeerplek voor minder validen in en haalde de benodigde kaart boven. Ik zei: ‘Ik wist niet dat je gehandicapt bent’ ‘Dat ben ik ook niet… Maar je kan die kopen voor $ 5000’ Anticlimax! Toen dacht ik meteen aan ouders met een gehandicapt kind, oorlogsveteranen met verwondingen die niet kunnen parkeren omdat iemand zich met geld het recht toeëigent om op hun plek te gaan staan. Uit woede en ontgoocheling heb ik deze aanklacht geschreven’.


 Minder pijnlijk, maar al even merkwaardig, de geschiedenis achter het aanstekelijke ‘Rosa Lee’ (dat ‘There’s A Time’ opent) Doug schreef het voor iemand die in St. Louis ‘the oldest profession’ beoefende. Over die dame, die hem naar verluidt ‘veel leerde’, schreef hij indertijd ‘Nightbird’, dat de zo jong gestorven nachtegaal Eva Cassidy kort oor haar dood zong. Doug vond die ‘Rosa Lee’ terug: ze leeft nu in Baltimore en boert blijkbaar erg goed. Details: zie Doug. Bijna elke song introduceert hij met ‘It goes exactly like that’… Hij legt uit waarom: ‘Vele zangers zeggen ‘It goes something like this’… Da’s fout: je brengt een song zoals je hem brengt, daar kan je niks aan veranderen. Het gaat precies zoals je hem speelt!’ Yep, er is over nagedacht. Hij brengt dan, exactly like that ‘A Ticket Out’ (van zijn brandnieuwe ‘Brand New Eyes’), een song geïnspireerd door bluegrass fenomeen Doc Watson (die hij ook een uitstekende blueszanger noemt) De boodschap neem je best weer ter harte: je verlaat de liefde van je leven, maar al weet je dat het fout is, toch ga je voor dat treinticket. Foute boel. Dat kan niet gezegd van dat ongemeen prachtige gitaarspel: telkens weer kijk je je ogen uit op zijn techniek, die niet van deze wereld lijkt.


 Bij ‘Ploughing Mule’ stelt hij dat het er totaal niet toe doet, wie je bent en wat je doet, desnoods een ploegend muildier, als je het maar met ‘pride and enthusiasm’ doet. Dan weer een song uit zijn nieuwste, al nam Son Seals die al in 1978 op: ‘Some Old Blues Song (aka I Can Count On My Blues)’. Zelf had hij het nooit eerder opgenomen. Doug duikt plots diep in de emotie: omdat hij dat niet zo vaak en nooit gratuït doet, sorteert het effect. Het is plots stil. Maar de man houdt ook van de antithese: bij het opnieuw anders stemmen van Moon wijst hij erop hoe de humor uit de blues (en andere muziekvormen) verdwenen lijkt. Het is allemaal zo ernstig geworden. De ‘ouden’ (die Doug veelal nog persoonlijk gekend en beleefd heeft) namen het allemaal niet zo serieus. ‘Blues was een term die ze zelf nooit gebruikten, maar het was ‘a way of life’ en daar hoorde bij dat je de wereld en vooral jezelf niet au sérieux moest nemen. Neem nu Albert Collins…’ Hij speelt dan ‘Cash Talkin’ (The Working Man’s Blues)’ dat Collins van hem coverde en dat een voorbeeld is van de zelfrelativering waarvan sprake: ‘The po' stay po' and the rich stay rich / An' I'm right here in the middle… / Now ain't that a.....!‘ ‘My blues is killing me’ al helpen vrouw en kinderen, de fiscus en de overheid duchtig mee! Er kan nog een extra grap af: ‘Do you get paid weekly?’ – ‘Yes, very weakly!’ Een boel hilarische commentaren en verhalen, hoe hij handig gebruik maakt van zijn naam, bij voorbeeld (… al denken we niet dat hij dit ook echt zo doet!), laten we bewust weg uit dit verslag: u moet het hem live maar horen debiteren. MacLeod kan zijn publiek meesterlijk en massaal op het verkeerde been zetten en met een kluitje in het riet sturen: u bent gewaarschuwd.


 Het herstemmen van Moon, voert ons bij de te verwachten George ‘Harmonica’ Smith, de man die hem Dubb doopte, en als hij kwaad was, Dubbles (i.p.v. Douglas) Smith gaf hem een niet te versmaden levensles mee: we krijgen allemaal een emmer waar we alle goeds in stoppen, maar door de trauma’s die we oplopen komt er een gat in de emmer, of zelfs meerdere gaten. Vandaar de boodschap: ‘Fix The Bucket’ (of koop er een nieuwe, voegt hij eraan toe!) ‘Welcome In Your Home’, de afsluiter van ‘Brand New Eyes’, sluit ook het concert af, een lied waar de warmte en de hartelijkheid zo uitstromen, want het is de liefde die iemand gratis en voor niks voor je over heeft, die je toekomst geeft. We vernemen ook nog hoe hij in 1986 kennis maakte met het Belgisch bier, toen bluesverslaggever Dirk Van Clooster, die ook hielp bij concerten, hem op een dorstige dag een bier aanreikte. Doug dronk nietsvermoedend een Duvel in één teug uitdronk, denkend dat een soort Bud Light betrof. Tja, ‘een Amerikaans bier maar dan met vier shots bourbon in’, zo beschrijft hij die kennismaking. Voor het laatst horen we het ‘it goes exactly like this’: ‘Welcome In Your Home’ mist daadwerkelijk zijn effect niet.


Er zijn een paar verzoekjes voor een bis, maar hij gaat enkel in op… zijn eigen request, ‘New Panama Limited’, omdat die hem de kans geeft te verwijzen naar twee grote Delta bluesmuzikanten. Train song ‘Panama Limited’ is van de hand van de boeiende Bukka White (+1977) Hij vermeldt in deze context ook zijn ontmoeting met David ‘Honeyboy’ Edwards (1915-2011) Uiteraard geeft het hem de kans om de in het leven van de hobo’s en liedjesmakers en in hun songs zo belangrijke treinen te berde te brengen, maar ook om deze magische monsters na te bootsen. De Panama Limited was overigens een zustertrein van de van de Steve Goodman klassieker bekende The City Of New Orleans.  Eens te meer gaat MacLeod, een meesterlijk performer en een wijze man, zonder overgang van de ene emotie naar de andere (krop in de keel!) en toont hij hoe superieure technische beheersing toch volledig in dienst kan staan van de boodschap… Een boodschap die (Mac)Leod and clear doorkwam vanavond! - Antoite Légat.

 

© All rights reserved for Doug MacLeod

Monday, May 5, 2014

Foto © Lieven Verhoye

Design and hosting powered by www.studiomdesign.ca